donderdag, november 15, 2007

 

Van niets naar nergens 02



Boven: Gezicht op het centrum van Lusaka (van web site: http://zambia.maruien.com/zambia/zambia_lusaka03.htm ); let links op de lila bloeiende jacaranda's ; onder voor- en achterzijde van een modern biljet van ZK 50.000(ca. €9) ; op de voorkant onder meer de nationale vogel de Afrikaanse witkoparend (African Fisheagle ; Haliaetus vocifer); op de achterkant van links naar rechts een panter, de Bank of Zambia, het onafhankelijkheidsmonument en een vredesduif.


In de aankomsthal van het vliegveld in Lusaka is de afgelopen 25 jaar nauwelijks iets veranderd. Anders dan in Nederland - waar iedere 5 à 10 jaar de ruimtes en gebouwen grondig verbouwd schijnen te moeten worden - geeft zoiets een idee van vertrouwdheid. Of je er blind rond zou kunnen lopen.
Slaperig en lijdzaam stonden een aantal rijen te wachten voor de loketten. Ieder paspoort werd door de strenge beambten gecontroleerd op visa en andere zaken. Hier en daar stonden wat mensen van organisaties hun gasten op te wachten om hen te kunnen helpen door de douane heen te komen. Zelf stond ik - als gebruikelijk - achteraan in de traagste rij. Ach, ik moest tóch aan het langzame Afrikaanse tempo wennen. Als één van de laatsten was ik aan de beurt. Een vriendelijke groet - good morning, how are you - deed de douanebeambte ontdooien en een witte lach brak zijn intens donkere gezicht.
Na de douane stond - als afgesproken - een taxichauffeur mij op te wachten. Hoewel het al laat in de ochtend was, stond hij er met een slaperig en norsig gezicht bij. Ik begroette hem in het Nyanja (de paar woorden die ik ken in die taal) en dat brak het ijs een beetje. Hij hielp mij de bagage van de bagageband af te halen. Ik voelde me prettig rustig in de drukte van de hal. Allerlei verreisde mensen hadden moeite zich taxichauffeurs en kruiers van het lijf te houden. Gelukkig had ik mijn eigen taxichauffeur, die gedecideerd naar de uitgang liep.
Maar eerst wilde ik nog wat geld wisselen. De wisselbedragen waren niet veel veranderd sinds 4 jaar geleden. Ik ontving voor mijn luttele euro briefjes niettemin flinke stapels Zambiaanse kwacha’s. Ik mocht mij miljonair noemen.
In 1982 kostte de kwacha meer dan drie en een halve gulden. Maar die waarde werd kunstmatig hoog gehouden. Een zwarte markt waar je tien tot honderd maal goedkoper kwacha’s kon kopen tierde welig in het hele land. Toen ik in 1986 terugkwam in Zambia werd juist de vaste prijs van de kwacha losgelaten. De munteenheid maakte een duizelingwekkende vrije val terwijl de bevolking weer verder verarmde. Nu betaal je voor ZK1.000 zo’n €0,18.
Zambia zag eruit zoals ik gewend was in het droge seizoen: okerkleurig en stoffig. Mensen sloften langs de weg. De vrouwen in felgekleurde kleren die zinderden in het tropische licht - de meeste met kinderen op de rug. Al snel kwamen de eerste ruimopgezette buitenwijken van de stad in zicht. De wijken waar mensen tegenwoordig een auto voor de deur hebben staan en waar de huizen omringd zijn door tuinen. Er is veel moeite voor gedaan de sloppenwijken uit het zicht te houden van de niets vermoedende gast - Zambia was ooit één van de rijkste landen van Afrika, maar is nu één van de armste. Lusaka kent vier grote aanvoerroutes, precies uit de vier windstreken. Het zijn vooral de beter gesitueerden en de bedrijven die zich langs deze grote wegen vestigen. De sloppenwijken zijn groot, maar bevinden zich elders.
De taxichauffeur bestuurde een ruime, nieuwe japanner, hagelwit van buiten en comfortabel van binnen. Ik kende Lusaka eigenlijk niet anders dan met schamele, oude, blauwe taxi’s met barsten in de ramen en kapotte lichten.
Taxichauffeurs spreken de waarheid en dus vroeg ik de chauffeur naar de staat van het land:
- U weet, dit is een arm land en het leven is niet gemakkelijk.
- Ik was hier 4 jaar geleden voor het laatst. Is er veel veranderd sinds 4 jaar geleden?
- Nee, niet echt.
- Is het slechter geworden?
- Nee, het is ongeveer hetzelfde gebleven, denk ik. Als je een baantje hebt waar je wat mee kan verdienen, is het leven niet zo slecht. Maar er zijn niet veel baantjes. Het is niet slechter geworden, maar ook niet beter.
- Kun je van taxichauffeur zijn leven vandaag de dag?
- Oh ja, ik wel. Ik heb vaste klanten. De plek waar ik u naartoe breng is een vaste klant van mij. Zo zijn er nog een paar. Ik kan ervan rond komen. Het is goed werk.
- U houdt van rijden?
- Ja, ik rijd al 16 jaar. Vanaf dat ik een rijbewijs had, wilde ik onafhankelijk zijn. In het begin was het heel moeilijk. Maar de wet werd veranderd en toen werden dingen eenvoudiger voor mij. Het is onregelmatig werk, maar ik ken de stad goed, moet mensen soms ook ver buiten Lusaka brengen.
Ondertussen passeerden we de Universiteit van Zambia. Ruim opgezet met veel grijs beton omringd door grote plantsoenen en grasvelden. Daar werd vijfentwintig jaar geleden de workshop gehouden. Er waren veel deelnemers. Drie kunstenaars uit Zimbabwe dat toen net twee jaar onafhankelijk was na een uitputtende burgeroorlog. Verdeeld volgens de politieke mores van die tijd: twee Shona’s en één Ndebele. De blanke ontbrak, want was ziek. Er waren drie kunstenaars uit Malawi, óók volgens de politieke mores van dat land in die tijd: twee kunstenaars en één academicus om zijn twee landgenoten zo min mogelijk privacy te gunnen. Malawi was toen nog een dictatuur. Naast Henry Tayali waren er nog een stuk of zeven Zambiaanse kunstenaars aanwezig. Jong en oud door elkaar. En dan waren er nog mensen uit Zweden.
De workshop had als titel: De Universaliteit van de Kunstenaar. Ambitieuzer kon het bijna niet. Eén Zweedse kunstenaar was bezig van beton een etspers te gieten. De mallen zou hij in Zambia achter laten, zodat er daar meer etspersen gemaakt konden worden voor weinig geld. Een Zweedse liet zien hoe je van lompen en bladeren zelf papier kunt maken. “Dan kunnen we onze etsen in de toekomst op ons zelf gemaakte papier afdrukken met onze zelfgemaakte etspers”, juichten twee dames uit het gevolg van Henry Tayali. Vier jaar later hoorde ik dat de etspers ergens op de universiteit stond en niet gebruikt werd. Ik heb sindsdien ook niet gehoord van een Zambiaanse kunstenaar die zelf papier maakte.
Dichter bij de stad gekomen werd het verkeer drukker. Veel minibussen, luxe four wheel drives en glanzende nieuwe japanse auto’s. Daartussendoor nog wat rookspuwende stadsbussen en langzaam voortkarrende oude, blauwe taxi’s.
Ik zag dat het luxe nieuwe winkelcentrum Arcades inmiddels geopend was. En verderop langs de Great East Road - de grote weg van Lusaka naar het Oosten, waar ook het vliegveld langs ligt - tegenover de oude Showgrounds, het grote nieuwe winkelcentrum Manda Hill. Zambia leek rijk en luxueus. Zoals een Australiër mij later zou zeggen “it is just like Australia”.
Vlak voor het centrum sloeg de taxi links af en zette mij af bij het hostel waar ik gereserveerd had. Een zielig fonteintje blubberde wat water uit een wat vormloze rots op een binnenplaats met een bar en een televisie. De chauffeur zette mijn rugzak neer bij een open ruimte met wat banken en een tafeltje en daarachter een kleine receptie. Wacht u hier maar, ze komen zo….
BP

Labels:

  • CONTACT
  • Facebook