zaterdag, maart 05, 2011

 

Van niets naar nergens 24


Boven: That Swiss breakfast?
Onder: De Luangwa bij Luangwa Bridge. Plaatje: Wikipedia.


Klik hier en scroll naar beneden om te zien wat vooraf ging.


Wake up Snowwhite! Dat was de Hawaïaan weer. Ik opende de ogen en keek hem recht in zijn ernstige gezicht. Je bent laat man!

Er was ook weinig van slapen terecht gekomen. Ik was pas in slaap gevallen bij het roepen van de eerste hanen. Daarvóór leek het of iedere poging om te slapen de nek om werd gedraaid door een steeds weer opkomend hondenkoor. Overdag zag je in Luangwa bijna geen hond lopen, maar ’s nachts leek het wel of iedereen er één had.

Er stond een teil met heet water klaar voor een bad in de belendende hut en de Hawaïaan had eieren gebakken. Je moet goed ontbijten in dit klimaat, bromde hij toen ik zei dat ik zou ontbijten met mijn reisgenoten, het Zwitsers kwartet.
Je kunt dat Zwitsers ontbijt toch als een toetje nemen? That Swiss breakfast, hij sprak het uit alsof het om een broodkorst ging.

Ik hielp de Hawaïaan met de afwas, pakte mijn spullen en gezamenlijk liepen we terug naar de rivier waar het Zwitsers kwartet zijn tenten had opgezet. De vrouw van het Canado-zwitserse boerenstel was zwijgend melk aan het koken voor de ochtendpap. We hadden in Lusaka een flink aantal dozen graanontbijt ingeslagen genaamd ‘Jungle Oats’. We dachten dat wel nodig te hebben. De Cz. boer sliep nog en studentje P. zat zwetend in de ochtendzon en begroette me met een flauwe glimlach. Studentje D. begroette ons uitbundig en wilde weten of het nou warm of koel was om in zo’n hut te slapen. In de tent was het bloedheet, voegde hij eraan toe. Tenten zijn ook niet om in te wonen, concludeerde de Hawaïaan kort.

De rivieren waren vlak en de omgeving was vochtig en dampig. De lucht was blauw en de zon brandde al fel maar in de verte hing een groot wolkenfront. Keith voegde zich bij het gezelschap. Of iedereen goed geslapen had? Er kwam weinig antwoord. Het was wel erg warm, vatte studentje D. samen.

We pakten de auto in en vervolgens vond Wendy dat wij nog wel een kop koffie nodig hadden. Het zweet lekte ons van de lijven en we gaven eraan toe plaats te nemen in de koele woonkamer van Keith en Wendy om daar koffie te drinken. Studentje P. sukkelde er weer in slaap en ook de Cz. boer begon kleine oogjes te krijgen.
Uiteindelijk was daar dan tóch het moment van vertrek. Pas goed op! waarschuwde Keith, het zou wel eens flink kunnen gaan regenen en dan is het niet veilig op de weg! De Hawaïaan legde een hand op mijn schouder. Als ik me nog bedenken zou, wist ik hem wel te vinden.

In de auto was het warm en benauwd. De Cz. boer ging achterin zitten om de ogen nog eens dicht te doen en zijn vrouw kroop achter het stuur. We reden door het landschap dat loom en groen en stil in het middaglicht lag. De zon stond op haar hoogste punt maar werd gedempt door een egale dunne bewolking. Verderop lag een dik front van loodgrijze wolken en we meenden hier en daar bliksemflitsen in de verte te zien.

Na geruime tijd was er geen blauw meer in de hemel. Er hing een grote, grauwe deken van horizon tot horizon en er kwamen nu ook wat spetters op de voorruit van de auto. We reden langs een dorp waar mensen doende waren zaken naar binnen te slepen. Vóór ons op de weg stond een minibusje vol met mensen en bagage. De chauffeur hield ons aan. Jullie kunnen beter niet verder gaan! Het gaat zo meteen regenen en het is gevaarlijk daar bij die bochten! Hij wees vooruit. De Cz. boerin achter het stuur draaide zich om naar haar man die was ontwaakt uit zijn dutje. Het leek haar verstandig de waarschuwing van de chauffeur ter harte te nemen. Het leek de Cz. boer maar onzin. Laat mij maar rijden. We kunnen toch zien hoe ver we komen? De weg is niet zo slecht en we zitten niet in de middle of nowhere. De studentjes en ik waren er niet gerust op, maar de Cz. boer bood aan langzaam en voorzichtig te rijden.

Nauwelijks had hij plaats genomen achter het stuur of het spetteren veranderde in een wolkbreuk. Het hele landschap trok dicht met eerst gordijnen, toen muren van regen. Er stak een koude wind op en iedereen kreeg kippenvel. Langzaam reed de boer vooruit. De weg had hogere delen maar ook uitgesleten dieptes, daar stroomde het water nu langs en af en toe reed de auto diep door het water. De weg boog af naar rechts naar de rivieroever en links van ons doemden donkere, dichtbegroeide hellingen op met heen en weer waaiende boomkruinen. De heuvels kwamen dichterbij en werden steiltes waarvan het water in wilde beken af gutste over de weg. We reden nu langzamer dan stapvoets tot wij een bocht namen naar links en plotseling water wild over de weg zagen spoelen, klei en takken met zich meesleurend.

Het was zelfs voor de Cz. boer duidelijk: hier konden we niet doorheen. We besloten terug te keren voor zover mogelijk, immers, misschien zou de stroom zich naar onze kant uitbreiden. Maar de auto keren was hier niet mogelijk: het was niet duidelijk hoe breed de weg precies was en bovendien was de oever van de rivier ook vlakbij. Er zat niets anders op dan heel voorzichtig achteruit rijden. We spanden ons allen in om goed achteruit te kijken. Voor zover we zien konden, was de weg achter ons nu ook in een rivier veranderd, maar voorzichtig rijdend leek dat erger dan het was. Het water was heel ondiep behalve in een enkele kuil. Na een kwartier voorzichtig achteruit rijden, verbreedde de weg zich en er kon gekeerd worden. De Cz. boer ging uiterst voorzichtig te werk en na een halfuur stapvoets rijden, bereikten wij het dorp weer.

Het busje stond daar nu in de modder. Ondanks het weer liepen er nog wat mensen omheen. We besloten er naast te gaan staan. Het was inmiddels flink koud geworden, naar wat we gewend waren de laatste dagen. De potdichte ramen besloegen en dat benam ons het laatste uitzicht op de omgeving. Met een handdoek probeerden we de ruiten weer doorzichtig te krijgen, maar we zagen alleen nog de uitlopende kleuren van de omgeving, niet de vormen. De bui was nu op zijn zwaarst en we konden elkaar amper meer verstaan vanwege het geraas van de regen.

Midden in het geraas werd er door een donkere verschijning op een raam van de auto geklopt. De Cz. boer draaide z’n raampje wat open. Buiten stond een man die zich beschutte met een plastic zeil. Do you want some hot tea? schreeuwde hij door het geraas van de regen heen. We dachten eerst de vraag niet goed te begrijpen, maar antwoordden ja toen het duidelijk werd dat de man het meende. Do you have cups? schreeuwde de man. We riepen van ja. De man riep dat de thee zo gebracht zou worden. Onderwijl pakten wij ons plastic mokken. Na een paar minuten kwamen meer gedaantes naar de auto. Het waren drie vrouwen onder een plastic zeil. Zij brachten ons twee potten met hete thee. Drink, drink! riepen zij, reikten ons de thee aan en renden weer weg.

Verbouwereerd schonken wij de thee in. Ze was zo zwart als koffie, maar we waren blij met de hete drank. Kleumend warmden we onze handen aan de mokken.
- We zullen het zo wel moeten betalen, bromde de Cz. boer.
- Denk je?
- Natuurlijk! Stop thee in die verkleumde blanken en er komt vanzelf geld uit. Dat denken ze.
- Ik wil er ook best voor betalen want ik ben dankbaar voor die hete thee, besloot de boerin de discussie. Suiker en koekjes hadden we zelf in overvloed en we maakten er een klein feestje van. De Cz. boer vertelde zelfs moppen die hij nog van zijn Zwitserse ouders kende en desgevraagd vertelde ik enige Groninger- en Belgenmoppen. Alle moppen waren vrij flauw maar we hadden een enorme behoefte om te lachen.

Na ongeveer een half uur leek de regen definitief te minderen. We konden weer redelijk naar buiten kijken en zelfs wat meer in de verte zien. Inmiddels was de thee op en de Cz. boerin en ik besloten samen de theepotten terug te brengen. Buiten was het kil en de regen was afgenomen tot een flinke bui. We waren dan ook allebei in een tel doornat. Twee vrouwen wuifden naar ons, zo te zien vrouwen die ons voorzien hadden van thee. Inderdaad, ze namen de lege potten aan en wenkten ons mee naar binnen in een ruime hut. We gingen bukkend de hut binnen. Het was er donker maar warm. Er zaten zo’n zeven mensen in de hut, waaronder de man die ons de thee had aangeboden. Ik ging door de knieën en schudde de hand van de man, waarna ik hem klappend in de handen bedankte voor de thee. De man had er plezier in. You know the Zambian way! lachte hij en de anderen lachten mee.

En of wij nog meer thee wilden. Nee, we waren op weg richting Chipata. Een jonge man mengde zich in het gesprek: Chipata? Dat halen jullie vandaag nooit meer. Je kan beter naar Bridge Camp bij Luangwa Bridge gaan en dan vertrekken jullie morgen vroeg naar Chipata. Hij bleek de bijrijder van het busje. Jullie hebben het vast gezien toen jullie hier naar toe kwamen. Wij vertrekken zo meteen. Jullie kunnen wel achter ons aan rijden. Wij weten waar de kuilen zitten. We hebben twee mensen die er in Bridge Camp uit moeten.

Dat leek ons geen slecht voorstel en nadat we nog wat trossen kleine banaantjes gekocht hadden keerden we terug naar de auto. De Cz. boer liet zich met tegenzin door zijn vrouw overtuigen om achter het busje aan te rijden. Nu ja, dat duurde dan ook nog even. “Zo meteen vertrekken”, betekent in Zambia wel dat er een passagier is die toch nog nodig even naar huis moet om daar iets te halen wat ook meegenomen moet worden. En dan zijn er nog de mensen die aan komen rennen met brieven om mee te nemen naar de buitenwereld en mensen die pinda’s en bananen willen verkopen en geen wisselgeld hebben en mensen die besluiten liever niet mee te gaan en hun geld terug willen en mensen die aan komen lopen met erg veel bagage – waaronder kinderen – en die eigenlijk nog mee willen. Vervolgens moet het halve busje nog even nodig een plas gaan doen en een cola kopen voor onderweg. Natuurlijk ze hadden al cola voor onderweg, maar die was nu al op omdat die verdomde chauffeur maar niet vertrok. En het mag in het Christelijke Zambia dan ook een godswonder heten dat er een moment komt dat zo’n bus inderdaad vertrekt. De motor draait al en de bijrijder heeft al meerdere keren ongeduldig op het dak getikt als teken van vertrek, maar dan moet er vaak toch nog wat geregeld worden (waren de bagageluiken wel goed dicht? zat alle bagage wel goed vast op de imperiaal? was er eigenlijk nog wel benzine? en ja, plassen en cola kopen moet een bijrijder ook regelmatig doen).

Eenmaal onderweg hield het op met regenen en een waterige zon brak door. Het busje voor ons had een behoorlijke snelheid en draaide behendig om putten en poelen heen. Een beekje dat normaal onder de weg door stroomde, stroomde nu over de weg en daar zorgde het busje voor een fontein die onze gehele auto natspoot. Op twee plaatsen moest er een passagier uit. Dan stopte het busje, liet de persoon uitstappen, de bagage werd aangereikt en de persoon liep de bush in. Bij de tweede passagier was de weg in veel betere toestand en wij besloten niet langer te wachten. We tuterden ten afscheid en reden verder. Maar spoedig werden we weer ingehaald door het busje dat ons claxonerend voorbij reed, terwijl de inzittenden vrolijk naar ons zwaaiden.

Bij een laagstaande zon bereikten we Bridge Camp.

BP

Labels:

  • CONTACT
  • Facebook