donderdag, april 08, 2010

 

Van niets naar nergens 19


Kachasu bereiding. Plaatje van Wikipedia.


Een witchdoctor in Zimbabwe. Plaatje van Wikipedia.

Klik hier en scroll naar beneden om te zien wat vooraf ging.

Vaak was ik weg uit Lusaka, liftend of reizend per bus in de omtrek of naar plekken verder weg van de stad. Het bleek vaak geen enkel probleem om in een naburig dorpje te overnachten. Vanwege de plotselinge val van de kwacha kon ik mij ook wat luxere uitstapjes veroorloven. Dat hield ook in dat ik vaak weer in Lusaka terugkwam en vanuit het centrum de minibus nam naar Chunga. Mijn terugkomst in de wijk baarde altijd opzien bij de kinderen van de buurt, maar ik raakte er zelf onderhand aan gewend en de wijk werd mij vertrouwd. Vooral na een reis vol met stof, in overvolle pick-ups waar iedereen bij iedereen bij elkaar op schoot zat met tassen vol met koopwaar, met kippen en geiten en met zoete kinderen die sliepen tegen de rug van hun moeder of zusje, met oude mannen die een gesprek aan wilden knopen maar weinig Engels kenden, met passagiers die ruzieden over de prijs van de reis, met zakjes verse pinda’s die gedeeld moesten worden met de hele pick-up, en dan nog in overvolle, muffe minibusjes vol met zwetende passagiers, ja, na zo’n reis was het prettig thuiskomen in Chunga. Ik kocht tussendoor wat zaken als uien, tomaten en zoete aardappels om mijn thuiskomst enige diepere betekenis te geven.

Godfrey nam mij in Lusaka mee naar medestudenten en collega-leerkrachten die les gaven aan andere scholen in Lusaka, waaronder ook een zeer chique lagere school in de wijk Woodlands. De jonge onderwijzer daar vergastte ons zelfs op een kopje espresso. Een verrassing in een land waar oploskoffie wordt gezet alsof het slappe thee is.

Ook werd in Lusaka een ets workshop gegeven door C., die ik nog kende van de workshop van vier jaar daarvoor, in 1982. Zij was een belangrijke spil in het artistieke leven van Lusaka. Zij gaf workshops en trachtte de grote gaten die er zaten in het Zambiaanse kunstonderwijs te dichten voor de mensen die het meest getalenteerd waren. Zelf was zij van oorpsrong een blanke Zuidafrikaanse die zich tegen het apartheidregiem gekeerd had en later getrouwd was met een Zambiaanse man. Ze was nu al jaren Zambiaanse. Ik ontmoette er ook weer andere mensen van die eerdere workshop. Allemaal jonge veelbelovende kunstenaars in een kunstscene die nog gemaakt moest worden. Ze legden zich allemaal toe op techniek en vakmanschap. Graag wilden ze zichzelf een plaats geven in de ontluikende Zambiaanse stadssamenleving. Hun werk was er dan ook vooral op gericht de wat meer kapitaalkrachtige Zambianen en buitenlanders aan te spreken. Het maken van reproduceerbare grafiek kon daarbij een oplossing zijn. Weinig was er nog merkbaar van een kritische blik, maatschappelijk of artistiek. Markt- en dorpsscènes hadden de overhand. Op maatschappelijk vlak waren het vooral de schrijnende armoede, de onafhankelijkheidsstrijd en kritiek op het apartheidsbewind in Zuid Afrika die de boventoon voerden. Van die drie zaken kenden deze jonge Zambianen eigenlijk alleen de armoede aan den lijve. Niettemin zaten er getalenteerde prentmakers tussen deze jonge kunstenaars. Helaas beschikte niemand over een etspers. Het initiatief van de betonnen etspers van vier jaar daarvoor, was alweer vergeten.

In de avonden van de weekeinden nam Godfrey mij mee naar verschillende beer halls. Lokaliteiten waar de mannelijke bevolking zich met grote spoed een gat in de kraag zoop om perspectiefloosheid en gezin te vergeten. Het was in die gelegenheden meestal behoorlijk duister. Er waren wat kaarsen of in het beste geval olielampen waarbij mensen om colaflesdoppen zaten te dobbelen. Tegen de muren zaten de gebruikelijke platte spinnen die aasden op kakkerlakken. Verder waren er aanklampende dames. Er werd hier en daar ook illegaal kachasu gestookt, een venijnig gedistilleerd drankje dat voor veel laveloosheid en gebral zorgde. Godfrey ried mij af het te proeven. Je wist nooit hoe zwaar het was of wat er precies in zat.

In Chunga heerste cholera. Al aan het begin van de reis hadden mijn ingewanden wat last van het klimaat, wat tot enige slapte leidde. En bij het intensieve gereis speelden mijn darmen weer op. De onsmakelijke gevoelens en details zal ik verder niet beschrijven. Maar Godfrey en R. maakten zich toch ernstige zorgen. Je wist het maar nooit met zo’n blanke. Godfrey nodigde mij uit mee te gaan naar een lokale witchdoctor die erom bekend stond afdoende middeltjes te hebben tegen buikloop en nog een aantal zaken. John Takawira, de Zimbabweaanse beeldhouwer, had mij vier jaar eerder al eens kennis laten maken met de witchdoctor in zijn dorp. De man was gestoken in zwarte lappen, had een licht petje op en liep op witte gympen. Hij was vriendelijke en trots op zijn roeping. Maar volgens John moest ik geen woord geloven van wat hij zei.

Godfrey nam mij mee naar een hut in George Compound ten zuiden van Chunga. De hut stond in een tuintje waar verschillende mensen met treurige gezichten in stilte zaten te wachten. Een hulpje van de witchdoctor liet ons voorgaan, wat gelaten toegestaan werd door de wachtenden. Binnen moesten mijn ogen wennen aan het donker. De witchdoctor zat op de grond en had donkere kleding aan, hij droeg een amulet met een botje om de hals, maar verder had hij geen versierselen. Ik had gedacht terecht te komen in een ruimte met allerlei botten, veren, huiden, horens en andere dingen die ik mij voorstelde bij een witchdoctor. Maar daar was weinig van te zien in het duister. En naast de witchdoctor zat iemand koekjes te roosteren, wat veel rook in de hut veroorzaakte. Wij moesten gaan zitten. Godfrey ging op de grond zitten, voor mij werd een houten krukje neergezet waar ik op moest plaatsnemen. Blanken dienen blijkbaar niet op de grond te zitten.

Ik moest mijn klachten voorleggen en Godfrey trad op als tolk. Ik had mij voorgenomen ter plekke niets in te nemen en geen enkele behandeling te ondergaan die mijn gezondheid kon ondermijnen. Onderweg had ik mij al wonderlijk veel beter gevoeld, dus ik kon niet heel veel toelichten. Godfrey zei echter dat hij had uitgelegd dat ik nogal last van diarree had gehad. De witchdocter bleef er onbewogen onder. Hij had nog geen woord gezegd, had alleen maar geknikt en met zijn handen aanwijzingen gegeven aan zijn hulpje. Hij gunde mij ook niet echt een blik waardig. Zonder omhaal gaf hij een zakje aan zijn hulp, die daar verbrande koekjes in deed. Ook gaf hij wat kruiderij aan Godfrey en gaf hem heel kort instructies, waarop het consult kennelijk was afgelopen. Ik strekte mijn hand uit ter begroeting, maar dat werd niet beantwoord. De witchdoctor zat onbewogen voor zich uit te kijken.

Op de terugweg voelde ik mij prettig opgelucht. Godfrey legde mij uit dat ik de gebrande koekjes moest eten mét de zwarte verkoolde laag. De kruiden moest hij voor de ingang van het huis strooien. De koekjes stonken naar verbrande suiker en verbrand meel en ik weigerde ze te eten. Godfrey vroeg mij of hij dan wel de kruiden voor het huis zou neerstrooien. Ik vond het nogal een gewetensvraag en zei hem te doen wat hem het beste leek. Thuis had ik koolstofpilletjes die – zoals ik Godfrey uitlegde – dezelfde uitwerking hadden als verbrande koekjes behalve dat ze niet misselijkmakend waren.

Een tijd later kwam ik terug in Chunga uit South Luangwa National Park. Na het instorten van de nationale munt was het tijdelijk uiterst goedkoop om daar in een luxueuze safarilodge te verblijven met een prachtig uitzicht over de savanne en alle gemakken van een hotel. Het was een soort paradijselijk luilekkerland na de intensieve weken die vooraf gegaan waren. Wel hing het uitgeblikte hotelvoedsel mij spoedig de keel uit. Het vulde niet en het was smakeloos en ik vroeg aan de kok of er geen nshima was. Die vraag werd met enthousiasme ontvangen. Ja, er werd nshima voor het personeel gemaakt. Dat was alleen voor het personeel. Maar natuurlijk mocht ik wel met het personeel mee eten. Niettemin had ik een kleine cultuurshock bij terugkeer in Chunga, waar juist een riolering was gebroken. De stank in de wijk was niet te harden. Of het daar nu door kwam of door het feit dat ik geweigerd had aangebrande koekjes te eten, ik voelde me plotseling niet echt meer op m’n gemak en het eten stond me tegen. De geur van in olie gebakken eten maakte me zelfs licht misselijk. Aan de ontvangst lag het niet. Godfrey’s zoontje kwam als gewoonlijk op mij afgerend. Ik moest hem dan mijn pet op het hoofd zetten, die hem meteen over de ogen zakte tot grote hilariteit van alle andere kinderen. Godfrey en R. wilden graag weten hoe het was geweest in het nationaal park. Ze hadden zelf nog nooit een groot beest in het wild gezien.

Maar toen ik ’s nachts wakker werd zag ik zelf nog veel grotere beesten….


BP

Labels:

  • CONTACT
  • Facebook