zondag, oktober 22, 2006

 

Van de kakkerlakken naar Ader




Van boven naar beneden: Bas Jan Ader: Farewell to faraway friends (1971); Bas Jan Ader: I 'm too sad to tell you (1970); Bas Jan Ader: still uit de film Broken fall (organic) (1971); Yves Klein: Un homme dans l'espace! (1960)


In de vorige blog had ik het over een kunstwerk met stervende kakkerlakken. In wezen ging het daar om een performance, waarbij de esthetica en de activiteiten die daarvoor nodig waren, heel modern werden outgesourcet naar wat onbetaalde slaafjes (in de vorm van kakkerlakken) die het vuile werk (het pijn lijden en sterven) mochten opknappen. Hogere dieren, laat staan de kunstenaar zelf, werden voor het kunstwerk niet opgeofferd. Waarom niet? Bracht dat de pijn, het lijden en het sterven te dichtbij? Of werd de dierenbescherming gevreesd? Of had de kunstenaar geen begrafenisverzekering?

Het outsourcen van een performance naar anderen of zelfs naar andere wezens om zelf als kunstenaar de consequenties van de performance niet te hoeven dragen, lijkt iets wat goed past in onze verwende tijden. Menigeen heeft de mond vol over al het nare en slechte in de wereld (milieu, armoede, vluchtelingenproblematiek) en wil daar “best wel” actief wat tegen doen, maar dan moet de eigen positie wel eerst veilig gesteld zijn. Dat is niet verkeerd, maar het kan wel leiden tot het te weinig aanvaarden van verantwoordelijkheid.
De kunstenares van het kakkerlakkenkunstwerk had er blijkbaar geen trek in zichzelf te projecteren op de wand terwijl zij langzaam verbrandde. Je zou kunnen zeggen dat dat ook minder esthetisch zou zijn geweest, maar ik wil niet beledigend worden.

Nu is de idee dat je zou moeten lijden voor een kunstwerk natuurlijk knap calvinistisch, en behoorlijk romantisch daarbij. Als Vincent van Gogh een kleine eeuw later had geleefd, dan had hij het afsnijden van zijn oor beter kunnen documenteren, het opsturen van het oor had een ware performance kunnen worden, en de nasleep ervan had niet beperkt behoeven te blijven tot enige zelfportretten.

De lichamelijkheid van de performance als kunstwerk is de laatste decennia wel vast komen te staan. Al gaat een performance niet over het lichaam, wanneer je als kunstenaar in je performance optreedt, ben je lichamelijk aanwezig. En dat heeft altijd betekenis. Ook de eventueel geleden pijn krijgt daarbij betekenis.
Bas Jan Ader (1942 - 1975) was aanwezig in de meeste van zijn performances. Het meest nadrukkelijk is hij aanwezig in zijn filmpjes (in feite gefilmde performances) en foto’s. En nu we het toch over pijn en leed hebben: de meest saillante filmpjes zijn die waarin hij pardoes een Amsterdamse gracht in fietst, zich van een tak in het Amsterdamse Bos laat vallen in een sloot, zich om laat vallen voor de Vuurtoren van Westkapelle en zich van het dak van een huis laat vallen in Los Angeles. Het doet wat denken aan een naklank van Un homme dans l’ espace! van Yves Klein. Maar Klein heeft iets theatraals in vrijwel al zijn werken. Het opvallende van de filmpjes en foto’s van Bas Jan Ader is juist dat alles zo plompverloren gebeurt. Als fietser zien we hem de hoek om komen en zonder enige klaarblijkelijke reden de gracht in rijden. In het Amsterdamse Bos hangt hij aan een tak en het is duidelijk dat hij dat niet lang zal uithouden, hij valt dan ook onherroepelijk in het water. Het is duidelijk dat hij in Los Angeles op de nok van een dak zit om zich eraf te laten tuimelen, er zit weinig anders op. En ook op het winderige pad in Westkapelle staat hij dusdanig te wankelen dat hij wel om móét vallen. Persoonlijk heb ik meer met deze vormen van onafwendbaarheid die gepresenteerd worden als slapsticks, dan met de theatraalheid van Klein. In al zijn droogheid spreekt Ader persoonlijker tot me dan Klein, die immer tot een groot publiek lijkt te willen spreken. Door de combinatie van slapstick en tragiek hebben de werken van Ader me ook altijd aangesproken. In sommige werken wankelt hij op het randje van de pathetiek. Beroemd zijn het filmpje, de foto en de briefkaart “I ‘m too sad to tell you” . Het wordt in alle versies duidelijk dat er sprake is van een eindeloos verdriet dat maar niet wil ophouden. Leunend tegen een bijna 19de eeuwse pathetiek is de foto ‘Farewell to faraway friends’. En zelfs het vervangen van de bloemen in het filmpje ‘Primary time’ krijgt iets pathetisch.

Uiteindelijk heeft één van zijn projecten Ader het leven gekost. Voor de serie ‘In search of the miraculous’ wilde hij in een zeilboot van 4 meter de Atlantische Oceaan van Cape Cod naar Ierland oversteken. Zijn vertrek in 1975 is vastgelegd door zijn vrouw. Maar onderweg is hij verdronken. (Kijk, en dat is toch een heel ander verhaal dan wat kakkerlakken laten doodschroeien.)

Het grootste deel van het gedocumenteerde oeuvre van Ader is momenteel te zien in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam in een indrukwekkende tentoonstelling. Hoewel ik persoonlijk weinig heb met performances en filmpjes (ik heb er in het algemeen het geduld niet voor en bovendien krijg ik vaak het idee dat mij opgelegd wordt een bepaalde diepgang of betekenis te beleven) heb ik altijd een zwak voor het werk van Ader gehad. De vraag waarom is moeilijk te beantwoorden zonder in vaagheden te vervallen. Ik laat het dan ook geheel aan de lezer over zelf te gaan kijken in Rotterdam (tot 5 november). De expositie toont het kleine oeuvre in al zijn aspecten, waaronder ook de zwakkere kanten. Ondanks dat de dood van Ader niet door hemzelf gepland lijkt, is er toch sprake van een samenhangend totaalbeeld waaraan niets lijkt te ontbreken.

BP

Labels: , ,

  • CONTACT
  • Facebook