Premier-verkiezingen
Er zijn verkiezingen geweest, de kaarten zijn weer geschud. De puinhopen zijn niet te overzien: alle partijen zijn klein geworden, al hebben ze gewonnen. En het lijkt erop dat het polderen voorlopig is afgeschaft in dit land. Partijen sluiten elkaar uit, of gaan alleen met elkaar praten om hun goede wil te tonen. Eronder ligt angst en bezorgdheid om de economische crisis, milieuproblemen en de winst voor de partij van Henk en Ingrid(wie dat nu zijn is me nog steeds niet duidelijk, maar gestemd hebben ze blijkbaar wel).
Opvallend was tijdens de campagne de idee dat er een premier gekozen moest worden. Menig lijstaanvoerder kreeg de vraag voorgelegd wat hij/zij zou doen als hij/zij premier zou worden. Je zou bijna vergeten dat in Nederland de premier niet gekozen wordt. Het gaat om verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer. Dan gaat het erom welke stem of mening je als kiezer graag vertegenwoordigd wil hebben in het parlement. Maar bij deze verkiezingen ontkwam je er bijna niet aan te denken dat er een premier gekozen moest worden
Veel stemmers zullen zich daarom hebben laten leiden door het idee een partij aan een meerderheid te helpen of de grootste te laten worden en daarbij een andere partij de baas te blijven en het premierschap van de lijsttrekker nader in het vizier te brengen.
Het ging daarbij vooral om de vertegenwoordiger van Henk en Ingrid (of liever: ‘Hank en Engred’, dat werd ook duidelijk bij de verkiezingsuitslag), de vertegenwoordiger van de Hardwerkende Nederlander (die de grootste werd van alle kleinen) en de vertegenwoordiger van het boel-bij-elkaar-houden (die daardoor wat minder verloor). De Christendemocraten speelden in het spel uiteindelijk geen rol van betekenis meer. Hun lijsttrekker Jampeter had zich ook verbonden aan de premiersrol. Zou hij geen premier kunnen worden, dan zou hij ook niet in de Tweede Kamer komen. En hij vertrok. Jampeter stelde zich daarbij exemplarisch op voor deze campagne. Het was duidelijk: er moest een alternatief gekozen worden voor Jampeter.
Alleen jammer dat parlementsverkiezingen daarin niet kunnen voorzien. En nu zitten we met de brokken. Geen partijen meer met meer dan 35 zetels, in plaats daarvan is er versplintering.
Wellicht zou het toch beter zijn, naast de wetgevende ook de uitvoerende macht te kiezen. Dat zou eenvoudig kunnen door op de dag van de verkiezingen twee stemmen uit te laten brengen: één voor een parlementskandidaat en één voor een premierskandidaat. Je kunt zelfs nog een tweede ronde inlassen wanneer er geen premierskandidaat met een meerderheid uitkomt. De eerste proeve van staatsmanschap van de premier is dan een kabinet samen te stellen waarvan hij/zij meent dat het slagvaardig kan regeren. De koningin kan daarbij buiten beschouwing gelaten worden. Die mag het nieuwe kabinet beëdigen et c’est ça. Of zo’n kabinet een parlementaire meerderheid moet hebben, staat te bezien. Bovendien kan zo’n kabinet ook (ten dele) samengesteld worden uit leden van de oppositie of technocraten die verder niet aan een partij gebonden zijn.
Je kunt een premier zelfs een verplicht lang mandaat geven van bijvoorbeeld acht jaar, waarbij halverwege wel parlementsverkiezingen plaatsvinden. De premier kan dan de samenstelling van het kabinet aanpassen aan de nieuwe parlementaire situatie. Een tweede mandaat van acht jaar zit er voor de premier niet in.
Uiteraard kleeft daar een nadeel aan: we hechten er in Nederland aan een kabinet naar huis te kunnen sturen wanneer het geen meerderheid meer heeft in de Tweede Kamer, wanneer een deel van het kabinet opstapt of wanneer een kabinet een motie van wantrouwen niet overleeft. Je kunt je echter afvragen hoe praktisch dat nu eigenlijk is. Het is immers gebleken dat het instabiliteit in de hand werkt.
Het zelfde model zou toegepast kunnen worden in een gemeente. Je gaat naar de stembus en brengt twee stemmen uit: één voor een gemeenteraadslid en één voor de gedroomde burgemeester. De gekozen burgemeester vormt dan een college naar eigen goeddunken.
Het zal ongetwijfeld geen toverformule zijn waardoor de politiek in één keer leuker, spannender en aantrekkelijker wordt. Maar daar is de politiek ook niet voor.
VLR
Opvallend was tijdens de campagne de idee dat er een premier gekozen moest worden. Menig lijstaanvoerder kreeg de vraag voorgelegd wat hij/zij zou doen als hij/zij premier zou worden. Je zou bijna vergeten dat in Nederland de premier niet gekozen wordt. Het gaat om verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer. Dan gaat het erom welke stem of mening je als kiezer graag vertegenwoordigd wil hebben in het parlement. Maar bij deze verkiezingen ontkwam je er bijna niet aan te denken dat er een premier gekozen moest worden
Veel stemmers zullen zich daarom hebben laten leiden door het idee een partij aan een meerderheid te helpen of de grootste te laten worden en daarbij een andere partij de baas te blijven en het premierschap van de lijsttrekker nader in het vizier te brengen.
Het ging daarbij vooral om de vertegenwoordiger van Henk en Ingrid (of liever: ‘Hank en Engred’, dat werd ook duidelijk bij de verkiezingsuitslag), de vertegenwoordiger van de Hardwerkende Nederlander (die de grootste werd van alle kleinen) en de vertegenwoordiger van het boel-bij-elkaar-houden (die daardoor wat minder verloor). De Christendemocraten speelden in het spel uiteindelijk geen rol van betekenis meer. Hun lijsttrekker Jampeter had zich ook verbonden aan de premiersrol. Zou hij geen premier kunnen worden, dan zou hij ook niet in de Tweede Kamer komen. En hij vertrok. Jampeter stelde zich daarbij exemplarisch op voor deze campagne. Het was duidelijk: er moest een alternatief gekozen worden voor Jampeter.
Alleen jammer dat parlementsverkiezingen daarin niet kunnen voorzien. En nu zitten we met de brokken. Geen partijen meer met meer dan 35 zetels, in plaats daarvan is er versplintering.
Wellicht zou het toch beter zijn, naast de wetgevende ook de uitvoerende macht te kiezen. Dat zou eenvoudig kunnen door op de dag van de verkiezingen twee stemmen uit te laten brengen: één voor een parlementskandidaat en één voor een premierskandidaat. Je kunt zelfs nog een tweede ronde inlassen wanneer er geen premierskandidaat met een meerderheid uitkomt. De eerste proeve van staatsmanschap van de premier is dan een kabinet samen te stellen waarvan hij/zij meent dat het slagvaardig kan regeren. De koningin kan daarbij buiten beschouwing gelaten worden. Die mag het nieuwe kabinet beëdigen et c’est ça. Of zo’n kabinet een parlementaire meerderheid moet hebben, staat te bezien. Bovendien kan zo’n kabinet ook (ten dele) samengesteld worden uit leden van de oppositie of technocraten die verder niet aan een partij gebonden zijn.
Je kunt een premier zelfs een verplicht lang mandaat geven van bijvoorbeeld acht jaar, waarbij halverwege wel parlementsverkiezingen plaatsvinden. De premier kan dan de samenstelling van het kabinet aanpassen aan de nieuwe parlementaire situatie. Een tweede mandaat van acht jaar zit er voor de premier niet in.
Uiteraard kleeft daar een nadeel aan: we hechten er in Nederland aan een kabinet naar huis te kunnen sturen wanneer het geen meerderheid meer heeft in de Tweede Kamer, wanneer een deel van het kabinet opstapt of wanneer een kabinet een motie van wantrouwen niet overleeft. Je kunt je echter afvragen hoe praktisch dat nu eigenlijk is. Het is immers gebleken dat het instabiliteit in de hand werkt.
Het zelfde model zou toegepast kunnen worden in een gemeente. Je gaat naar de stembus en brengt twee stemmen uit: één voor een gemeenteraadslid en één voor de gedroomde burgemeester. De gekozen burgemeester vormt dan een college naar eigen goeddunken.
Het zal ongetwijfeld geen toverformule zijn waardoor de politiek in één keer leuker, spannender en aantrekkelijker wordt. Maar daar is de politiek ook niet voor.
VLR
Labels: Artikelen
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home